
Spreekwoorden: (1914)
Iemand (of iets) te kort doend.w.z. op iemands rechten inbreuk maken, ze verkorten; mnd. to kort dôn; hd. einem zu kurz tun, eig. iemand te kort, te weinig geven (bijv. bij eene verdeeling), in welken zin het wkw. doen in de middeleeuwen vrij gewoon is (Mnl. Wdb. II, 247) en thans dial. nog vo...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Iemand (of iets) te kort doend.w.z. op iemands rechten inbreuk maken, ze verkorten; mnd. to kort dôn; hd. einem zu kurz tun, eig. iemand te kort, te weinig geven (bijv. bij eene verdeeling), in welken zin het wkw. doen in de middeleeuwen vrij gewoon is (Mnl. Wdb. II, 247) en thans dial. nog vo...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.